De blik van een herinnering


Iemand hield haar hand vast. Ze keek op en voelde hoe twee ogen haar zacht toelachten. Een lichte onrust maakte zich meester van haar. Ze hoorde de flarden van woorden die de verpleegster haar in het verleden al eens had verteld. Wist ze niet meer wie de eigenaar van deze hand was? Neen, dat moest ze eerlijk bekennen, maar de blik van de man die haar hand vasthield maakte dat ze zich schuldig voelde. De ogen spraken een gevoel van eenzaamheid, ze gaven haar de indruk dat ze deze persoon hoorde te kennen. Misschien kende ze hem ook wel, maar de jaren hadden haar geest aangetast en nu waren haar herinneringen aan vroeger niet meer dan een uitgereikte hand in de mist.
En toch… Toch maakte zijn blik een moment van herkenning bij haar los. Iets zei haar dat deze man haar hand al vaker had vastgehouden en dat ze deze man al vaker had gezien. In een lichte paniek probeerde ze recht te staan uit de zetel waar ze met z’n tweeën inzaten, maar het leek wel of haar benen haar niet konden dragen. Een moment lang was alles rustig, toen kwam de verpleegster binnengelopen. Stevige handen plaatsten haar weer naast de oude man waarvan de ogen nu droevig glansden. “Ze komt het wel weer te boven, met de medicatie die ze nu krijgt zou haar geheugenverlies spoedig weer moeten verdwijnen en eens dat gebeurt kan ze weer naar huis.”.
De verpleegster verdween weer even spoedig als ze gekomen was. De man zat nu stil naast haar en keek haar aan, zacht glimlachend. Het viel haar op dat de ogen van de man grijs waren. Niet van dat blauwgrijs zoals je wel vaker tegenkomt maar eerder de zoals de kleur van zijn haar. Het grijze in zijn ogen maakte dat ze iets van droefheid uitdrukten, net of de man lang geleden had. Ze staarde in het niets dat deze kleur vormde en plots…
Plots kwam alles weer terug, jaren van geluk en vrede die ze met deze man had beleefd, moeilijke periodes die ze samen hadden doorstaan, kinderen die ze samen hadden zien opgroeien... Ze was ziek, dat besefte ze nu. Ze herkende de kamer waarin ze zich bevond, met het stalen ziekenhuisbed, de blauwe matras, de witte lakens en de zonnebloemen van Van Gogh aan de witgeschilderde muur. Ze herkende nu eindelijk de ogen die haar toelachten en het gezicht dat zich rond deze ogen had opgesteld. Ze herinnerde zich weer dat het deze ogen waren die haar zoveel jaren geleden hadden weten te verleiden, dat het deze ogen waren die haar ten huwelijk hadden gevraagd en dat het deze ogen waren die de geboorte van hun kinderen hadden meegemaakt.
Het duurde nu al enkele maanden. Maanden waarin ze in een instelling vertoefde omdat ze zich bij vlagen niets meer kon herinneren. Op zulke momenten liep ze dan in paniek het huis uit, de straat op, langs huizen en pleinen trekkend op zoek naar een herinnering. Haar man deed zijn best, maar zelfs hij kon haar niet helpen als ze in een leegte van herinneringen viel. Ze herkende hem niet, ze herkende niemand op zulke momenten, zelfs haar eigen spiegelbeeld niet…
Ze voelde een golf van medelijden voor deze twee grijze bundels van liefde die haar aankeken. Ze wist dat ze de oorzaak was geweest van nachten vol bezorgdheid en ergernis, maar wat was haar aandeel hierin? Het geheugenverlies hield haar in zijn ban, gomde langzaam maar zeker haar herinneringen een voor een uit, tot op het einde een wit blad tevoorschijn komen zou. De ogen vormden een verbaasde glimlach toen ze zich in zijn armen nestelde. Ze vroeg hen te vertellen over vroeger, over hoe alles was, is en zou zijn. Hoe het ging met de kinderen en of de hortensia’s nog steeds bloeiden onder de oude appelboom waaronder ze ’s zomers heerlijk wegdoezelden op de warme avonden. De ogen vertelden en beantwoordden haar vragen met veel plezier. Het was een tafereel dat zich af en toe herhaalde, want ook al werd de medicatie steeds sterker, momenten van helderheid zoals deze waren een zeldzame uitzondering geworden. De ogen verhaalden het heden en verleden en voorspelden op hun eigen manier de toekomst. De tijd verstreek en een voor een werden de weggegomde ruimtes weer ingevuld door het potlood van de tijd. Liggend in de zachte armen des tijd viel ze in slaap, rustend op een harmonie van een zachte ademhaling en een kloppend hart. Begeleidt door deze symfonie van leven zweeft ze door een hemel van herinneringen, langs wolken van gisteren, vandaag en morgen…

Wanneer ze haar ogen opent is de avond reeds gevallen, kijken twee grijze ogen haar glazig aan en houdt een vreemde haar hand vast…


Het idee achter dit verhaaltje komt uit het rusthuis hier in de buurt. Ik was er met de rolstoelen gaan rijden (met mensen in natuurlijk, ze hebben steeds handen tekort daar) en er waren twee mensen die getrouwd waren, het niet meer wisten maar toch wisten dat ze bij elkaar hoorden. Het was echt zo wonderbaarlijk om te zien... Er waren dagen dat ze elkaar niet herkenden (elkaar gewoon met 'mevrouw' en 'meneer' aanspraken, maar toch waren ze steeds samen....). Ik denk dat dat het mooiste is dat ik al heb mogen merken in het korte leven dat ik al geleefd heb...